name: Petrus Alberthoma
born: 24 Nov 1678
parents: Petrus Alberthoma & Margarita Keuchenius

mede-geconstitueerd grietman Vredewold: 1726 - 1749

marriage: Catharina Abbringhe, on 28 Aug 1724

Died: 28-12-1743

uit Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (1927), Laurentius Knappert, dl. 1 p. 56

ALBERTHOMA (Petrus), zoon van Albertus Thomae, broeder van Albertus (1), pred. te Termunte, 24 Nov. 1678 te Groningen, waar hij 10 Mei 1711 overleed. Hij was gehuwd met Margaretha Keuchenius en had als zonen Robertus, die volgt, Albertus (2) en Petrus, die de rechtsgeleerde loopbaan koos.

Literatuur zie bij Albertus (1).

uit Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1 (1907), Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher, p. 69

ALBERTHOMA. Hoewel het onze bedoeling niet is een volledige geslachtslijst der Alberthoma's te geven, wordt toch de geslachtsnaam boven dit artikel enkel vermeld, omdat deze familie in de kerkelijke geschiedenis van Groningen zulk een groote plaats heeft ingenomen, dat meer dan één der Alberthoma's hier ter sprake moet komen.

De eerste uit dit geslacht, die in de geschiedenis van Groningen genoemd wordt, was Antonius Thomae. Deze, uit Groningen zelve afkomstig, was Roomsch-Katholiek priester geweest. Toen hij tot de Reformatie was overgegaan, werd hij in 1594 tot stadsprediker aangesteld, nadat hij in het openbaar een beroepingsformulier had voorgelezen. Daar hij echter reeds hoog bejaard was, werd hij in 1600 emeritus verklaard.

In 1635 werd Albertus Thomae, uit Friesland afkomstig, van Lutkegast naar Groningen beroepen. Hij diende aldaar een vijf en twintigtal jaren tot zijnen dood den 20sten April 1660. Hij was een man van groote bekwaamheid, die als prediker zulk een naam had, dat hij zelfs te Amsterdam beroepen werd. Door zijne elf kinderen is het geslacht der Alberthoma's, zoo noemden zich sinds dien tijd zijne afstammelingen, zeer uitgebreid, en meest alle mannelijke leden hebben zich aan den evangeliedienst gewijd, en velen hunner hebben in Groningen of in omliggende gemeenten het predikambt waargenomen.

In 1661 aanvaardde Thomas Alberthoma zijn dienstwerk te Groningen. Hij was de zoon en opvolger van Albertus Thomae, en werd beroepen van Ezinge. Ook hij smaakte, evenals zijn vader, het voorrecht om voor Amsterdam in aanmerking te komen, maar kon er niet toe besluiten Groningen te verlaten. Hij overleed den 31sten Juli 1680.

Den 24sten November 1678 werd Petrus Alberthoma, de broeder van Thomas en schoonzoon van Robertus Keuchenius, van Termunten naar Groningen beroepen, waar hij den 10den Mei 1711 overleed.

Den 17den December 1693 werd Albertus Alberthoma, (geb. den 23sten Nov. 1644) broeder van Thomas en Petrus, te Groningen bevestigd in zijn dienstwerk. Deze werd te Appinggedam in 1672 predikant, te Embden in 1683 en heeft zich bekend gemaakt door een Duitsch versje op eene penning, geslagen bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het College van Veertigen te Embden. (Zie daarover Nav. XXXV, blz. 224, 225 G. Outhofs, Waarschouwinge, Embden 1723, blz. 467 en 468). Hij arbeidde te Groningen tot aan zijnen dood, op den 2den November 1720.

Den 9den Februari 1721 werd de zoon van Petrus Alberthoma, Robertus genaamd, te Groningen bevestigd. In November 1690 was hij te Groningen geboren. Zijn eerste standplaats was Eelde in Drenthe. Daar arbeidde hij van den 8sten December 1715-21 Januari 1721, en daarna te Groningen tot den 13den November 1769. Toen werd hij emeritus. Hij ontsliep den 12den Januari 1772. Ds. J.H. Jansonius, destijds de oudste predikant te Groningen, hield eene lijkrede over hem naar aanleiding van Daniel XII:3.

Robertus Alberthoma was een man met schoone gaven toegerust, die bovendien over groote werkkracht beschikte. De theologische litteratuur zijner dagen heeft hij met vele bijdragen verrijkt. En hoe gretig zijne werken gelezen werden, blijkt uit de vele herdrukken, die van de meeste verschenen. Ook als dichter heeft hij naam gemaakt, en tegen de ziekelijkheid, waaraan de dichtkunst zijner dagen leed, een ernstig protest doen uitgaan.

In 1729 verscheen de eerste uitgave van zijne: Lere der Waarheit die naar de Godtzaligheit is, enz. Gron. 1729, 8o. In 1734 was er reeds een 3e druk, terwijl nog in 1770 een 8e druk het licht zag.

De samenstelling van dit werk gaf hem aanleiding tot een ander. Immers, hij kreeg lust om den korten inhoud ervan in rijm te ontwerpen en er dat rijmgedicht voor te plaatsen. Maar al arbeidend werd het werk te groot, dan dat het als een voorrede voor de Lere der Waarheit kon geplaatst worden. Dus besloot hij al die rijmgedichten in een bundel te verzamelen. Zoo ontstonden de Onderwyzing-Liederen van des Heeren wegen, enz. Gron. by Johannes Cost. 1730, 8o. 2e dr. 1754 by Hajo Spandaw. Voor dit werk plaatste hij een Aenspraek aen de Dichters, waarin hij het misbruik en het gebruik der poësie aantoonde.

Behalve deze werken verscheen nog van zijne hand: Intrede van W.K.H. Friso, Prinse van Oranje. Gron. 1729. 4o. Zonne der Gerechtigheit. Gron. 1730. 4o. Nederl. en Gron. Vryheit. 1730. 8o. Over de Geboorte en Besnydenis van Christus, Gron. 1730. Elia de Profeet, enz. Gron. 1736. 4o. 2e dr. 1758.

Eliza de Profeet gezalft met Elias Geest, enz., In XXV Leerr. en Byschr. Gron. 1741. 4o.

Groningens derde Jubeljaar sinds de reductie, uitgeroepen door R. Alberthoma. Gron. 1744.

Mengeldichten, behelzende enige Godtgeleerde stoffen en vaderlandsche Gesch. enz., door Robertus Alberthoma enz. Gron. 2de dr. 1754. (Voorheen afzonderlijk gedrukt, nu in een bundel vergaderd).

Gedicht van Robertus Alberthoma bij het huwlijk van den Gron. Hoogl. Paulus Chevaller en Marg. Geertruid. Alberthoma (21 Febr. 1753). Gron. 1753.

Uit dit alles blijkt het, dat Robertus een man was, die zijn geslacht tot eere, der gemeente tol groot nut en het vaderland tot zegen was.

Op den 6den October 1737 werd Albertus Alberthoma, de oudste zoon van Petrus Alberthoma tot predikant te Groningen bevestigd. Deze had te Groningen en te Leiden zijne studiën volbracht, en was in het jaar 1710 proponent geworden. In 1713 vinden wij hem als predikant te Midwolde en de Leek, in 1728 te Embden, in 1733 te Leeuwarden en op bovengenoemden datum te Groningen. Zijne komst te Groningen was daar eene oorzaak van groote blijdschap. Meer dan een dichter of verzenmaker greep zijne harpe van de wilgen, want Henricus Gockinga S.S.Th.e. Phil. Stud. dichtte: De waare kinderen Godts in blydschap over de Gelukkige Aankomste van Jesus Getrouwen Dienaar, den Weleerw. ZeerGodtzal. en Doorgel. Heere Alb. Alberthoma enz., Gron. 1737.

Lucas Trip deed een Lierzang het licht zien, ‘opgezongen ter gelegentheit der bevestinge van den Weleerw. Gel. en Godtzal. Heere Albert Alberthoma enz., Gron. 1737.

Dit geschrift werd gevolgd door een ander: De Lierzang ter gelegenheid der bevestiginge van den Weleerw. Gel. en Godzal. Heere den Heere Albert Alberthoma enz., Gron, 1738.

Ook zijne vrouw Alegunda Alberthoma, geb. Ilberi beoefende de edele dichtkunst en wijdde zich aan het vervaardigen van stichtelijke lectuur. Zoo verscheen van hare hand: 's Waerelts gezegende Heiland verwagt, gekomen en blymoedig omhelst, voorgestelt in een geestelyk gesprek enz., T'Embden 1730.

Tijdens haar verblijf te Leeuwarden bezong zij in een Gedicht bij het huwelijk van Prof. Daniël Gerdes en Reinudina Mellema, gehuwd 10 Juli 1736, Gron. 1736, deze heugelijke gebeurtenis. Ook verscheen nog van hare hand: Verademinge ener vermoeide ziele, enz. door Alegunda Ilberi, Huisvrouw van D.A. Alberthoma, Predikant te Leeuwaarden, Leeuw. 1736. Dit werd nog in hetzelfde jaar gevolgd door een werkje van een ongenoemde: De Heilige Digtkunst, verheerlykt in Hardtgrondige Zielzugtingen tot den Drieënigen Godt, enz., by T. v. Dessel, Leeuw., 1736, 4o.

Op den 11den Mei 1758 overleed Albertus Alberthoma. Zijn ambtgenoot M. Wieringa herdacht hem in eene lijkpredicatie over Ps. 37:7.

In het jaar 1770 vinden wij nogmaals een Albertus Alberthoma in dienst der Groninger gemeente. Deze was de kleinzoon van den in 1730 aldaar gestorven Albertus Alberthoma.

Doch niet alleen Groningen ook Appingedam heeft aan de familie Alberthoma meer dan een leeraar te danken gehad. In 1661 werd aldaar van Mensingeweer beroepen Engelbertus Alberthoma † 1671. Hij was een zoon van Albertus Thomae.

In 1672 werd daar zijn broeder Albertus Alberthoma als proponent beroepen en diende Appingedam tot 1683, in welk jaar hij naar Embden vertrok.

In 1698 werd daar wederom Gerhardus Alberthoma beroepen, zoon van Engelbertus. Na meer dan veertigjarigen dienst overleed deze in 1739.

Nog tal van anderen uit dit priesterlijk geslacht hebben de Gereformeerde kerken dezer landen gediend, waarvan met name nog vermeld mag worden Albertus Alberthoma, predikant te Leiden. Bij zijn overlijden verschenen gedichten van J. Doornik, N.V. Poelgeest, A. Wolff (aetatis 16), D. van den Dalen, C. Zoutmaat (Phil. et Litt. Stud.), en Joan Oosterdijk Schacht, op het ‘Schielyk afsterven van den Weleerw. en Hooggel. Heer Albertus Alberthoma, enz.’

Aan dezen Alberthoma dankt de Groninger Bibliotheek Erasmus' N.T., dat eenmaal aan Luther toebehoorde. Eene beschrijving van dit zeldzame boek is opgenomen in Geloof en Vrijheid 1883, blz. 517-66 van de hand van P.C. Hofstede de Groot. Zie ook Nav. 1884, blz. 189-193.

Litteratuur: Boekz. d. Gel. Wer., 1739b, blz. 699-704; Nav. XXXVI, blz. 224-228; XXXV, blz. 225, 454; v.d. Aa, Biogr. Woordenb., in voce. De Herv. Predikanten van Drenthe enz. door T.A. Romein, Gron. 1861, blz. 48.