BORGEMEESTEREN ENDE RAADT IN GRONINGEN DOEN TE WETEN

Also Wy in ervaringe sijn gekomen, dat dagelyks onder Onse borgeren en Ingesetenen wordt bespeurt eene verre gaande beweginge, ter occasie, en op het subject van de Gerigts-plegingen en proceduiren, 't seder eenige tijdt gevoert en geexecuteert geworden, door het Edele Gerigte van Oosterdeel Langewolt Langewold, met den ankleve en gevolge van dien, tegens en omtrent die geene die van de grouwelijke Sonde van Sodomie geaccuseert of verdagt zijn geworden, met so veel onbedagtsaamheit als yver, na dat jeder door zijne gewaande belangens en interessen, ook driften of passien bewogen en gedreven wordt, ook haar niet ontsien, van hatelijke expressien te gebruiken omtrent die geene, die van wegens de Hooge Overigheidt en Ambtshalven competeert, daar in te disponeren en de vereischte toeversigt te neemen, so dat niet sonder reden te vreesen staat, dat dusdane bewegingen eerlange souden konnen uitbersten, tot verdere buitensporigheeden, indien niet desen ongeoorloofden yver na behooren werde beteugelt, ende daar door de gevolgen gepraevenieert.

ZO IS 'T, dat Wy daar tegens Ambtshalten willende voorzien, na rype deliberatie hebben goedtgevonden ende verstaan, mitsdesen alle Onse Borgeren en Ingesetenen, en alle die sig in Onse Stadt bevinden, van wat Staat ofte Conditie deselve ook mogen weesen, wel ernstelijk te beveelen en te gelasten, gelyk Wij doen mits desen, om haar sorgvuldig te onthouden, van alle licentieuse en ongeoorloofde discourssen, waar door de Eer en goede Naam van alle die geene die eenigsints geobligeert zijn geweest of nog zijn, haar in dese Proceduiren te emplojeren, soude konnen lijden eenige hinder ofte schade, of in eenige manieren werde gekrenkt of verdagt gemaakt, gelijk 'er zijn die van het Edele Gerigte van Oosterdeel Langewoldt, en desselfs geassocieerden en bedienden, de Heeren by de Heeren van de Hooge Justitie kamer gecommitteert, tot het berigten van de saak, haar toevertrouwt geweest, en insonderheit de H. Heeren van de Hooge Justitie Kamer deser Provintie, en dies leeden en suppoosten, maar dat een jeder, op dat de Justitie alomme vrie en onbelemmert moge worden gehandhaaft, sal weesen gehouden, voorschreeven saak, met de gevolgen en ankleve van dien, en wat daar in sal werden gelaten of gedaan, over te laaten an de goede directie van die gene, die daar toe Rechtswegen competent zijn, sonder sig daar mede, invoegen als boven direct noch indirect, te melleren, veel min deselve met hatelijkheden te traduceren en te taxeren, maar sig gerust te stellen, in het geen by denselven op een judiciele wijse, en volgens de magt en authoriteit, conform de Wetten van den Lande, haar toevertrouwt, sal worden verrigt, en in alles haar gedragen, so als goede en getrouwe Borgeren en Ingesetenen, die de ruste en vreede lief, en van alle ongeoorloofde bewegingen en onbesonnene taalen een afkeer hebben, toestaat en betaamt, interdicerende wel ernstelijk alle en een jeder, jemant met eenige woorden, of Papiertjes of pamphletten, in het openbaar of heimelijk te beschimpen ofte bekladden, veel min jemant met dreigementen of faitelijkheeden te bejegenen, by paena van Onse hoogste indignatie, en dat tegens de een en de ander, sonder conniventie en met rigeur sal worden geprocedeert, so als men tegens Lasteraars en wederspannige an Onse Ordres en Placcaaten, na exigentie van saaken, en als tegens verstoorders van de gemeene ruste te procedeeren gewoon is, en respectivelyk bevonden sal worden te behooren, nodig hebben geoordeelt; En op dat niemant hier van eenige ignorantie moge pretenderen, sal desen alomme werden geaffigeert en gepubliceert, ter plaatse alwaar men gewoon is affixie en publicatie te doen. Actum Groningae in Curia Jovis den 10. April 1732.

J. DE DREWS, vidit
Ter Ordonnantie der H. Heeren voorszeijd
H. M. APPIUS, Secretaris