Opgravingen op 't Faan bij Niekerk

by Unknown Author, 1957

"Opgravingen op 't Faan bij Niekerk: Er komt reeds enige tekening in het onderzoek"

Article on Bylma excavations, Nieuwsblad van het Noorden, 11/05/57


NL

(Van een bijzondere medewerker).

Na een voorlopige verkenning is de Oudheidkundige Dienst uit Amersfoort sinds enkele weken met het onderzoek op 't voormalige borgterrein van de Heren van Faan begonnen. Alras bleek, dat men bij de afbraak van het ongeveer een eeuw geleden door brand verwoeste slot grondig te werk was gegaan, zodat er amper een steen op zijn plaats is gelaten en de plattegrond van het bouwwerk in zijn laatste stadium nog slechts hoogst gebrekkig kan worden vastgesteld. Dieper gravende deed men echter enige verrassende ontdekkingen waaruit bleek dat het borgcomplex, in 1725 door Rudolf de Mepsche vergroot en gewijzigd, stoelde op een ouder bouwwerk.

Niet alleen kwam een waterput te voorschijn, tot op grote diepte geheel opgezet uit kunstig behakte, uit Bentheimer zandsteen gehouwen segmenten, maar ook een zandstenen gedenksteen met het opschrift "Ao 1627". Deze gedenksteen wees evenwel op zijn beurt weer op een nóg oudere bouwfase, aangezien het opschrift kennelijk gehakt was in een oude raamdorpel van middeleeuws karakter!

Dit secundair benutte bouwfragment zal behoord hebben tot hetzelfde bouwwerk als de talrijke kloostermoppen, tijdens het slechten van het borgtrrein gevonden, deels zelfs nog in verband. Rondom dit middeleeuwse gebouw liep een gracht, waarvan de richting afweek van het grachtenstelsel uit De Mepsche's tijd. Deze oudere gracht besloeg een veel kleiner terrein, te weten een rechthoek van ongeveer 20 bij 40 schreden, dat geheel door het latere grachtenstelsel wordt omvat. Het zal ook wel deze oudste borg geweest zijn, waarvan in een oorkonde, gedateerd 14 januari 1392, sprake is.

Benynghe's "hues"

Dit belangrijke stuk, bewaard op het Rijksarchief te Groningen, rept namelijk van een zekere Menne Benynghe, hovedinc to Fanurn, wiens "hues"door de stad Groningen gewapenderhand was bezet. Tijdens deze gebeurtenissen en andere handtastelijkheden, tussen de stad Groningen en Benynghe voorgevallen, had de hoofdeling van 't Faan grote schade opgelopen. Men kwam echter tot een vergelijk, waarbij Menne Benynghe volledige schadevergoeding ontving. Het is de kwijtbrief van deze vergoeding, die bewaard bleef. Hierin verklaart Benynghe onder meer, zelf geen zegel te bezitten, zodat op ' zijn verzoek de pastoor van Zuidhorn, Ludelef, en Gherbot Udekama, hoofdeling te Zuidhom, de kwijtbrief hadden bezegeld in zijn naam. Inderdaad hangen beide zegels nog aan de brief, in groene was afgedrukt. Curieuze stukken, welke tot de oudst bewaarde geslachts-zegels behoren, die wij uit de Friese kuststreken kennen.

Nog ouder

Intussen is ook aan Benynghe's "hues"weer een oudere bewoning voorafgegaan! In de richting zuid--noord slingert zich namelijk een oud riviertje door de landen van Faan, van waaruit zich gedurende de vroege middeleeuwen het zeewater over de venen verspreid schijnt te hebben en deze met een kleilaag van wisselende dikte overdekte. Dit loopje nu is verspit bij het graven der grachten rond de oudste borg doch hield kennelijk verband met de oudste nederzetting ter plaatse, welker cultuur gerakteriseerd wordt door z.g. bol- of kogelpottenaardewerk, daterende uit de 10de—12de eeuw. Overeenkomstig aardewerk is tevens elders te Faan aangetroffen, onder meer in enige voor en na by 't turfgraven teruggevonden drinkwaterputten, welke zelfs gave exemplaren van dit vaatwerk opleverden. Deze putten waren geheel uit turven opgezet, op kunstige wijze, zodat de putten een flesvormige opbouw vertoonden, met wijde bodem en nauwe hals. Volgens sommigen zouden deze potten verbrande dan wel geblakerde, menselijke beenderen hebben bevat, wijzende op offeranden of een zonderling begrafenisritueel. De juistheid van deze beweringen valt echter niet meer na te gaan, bij ontstentenis van de desbetreffende vondsten zelf, welke men niet vermocht te achterhalen.

Verdere onderzoekingen

De opgravingen worden thans voortgezet, waarbij onder meer een houten schoeiing aan de binnenzijde van de eerste borggracht, alsmede bepaalde funderingen, welke wellicht op een brug betrekking hebben, de aandacht hebben. De eigenlijke borg stond nogal hoog, op de aarde, binnen de grachten opgeworpen, zodat hiervan wel geen restanten meer te verwachten zijn. Op het oorspronkelijk niveau, onder de opgeworpen grond hoopt men niettemin enige paalsporen terug te kunnen vinden, behorende bij de houten huizen der 10de—12de eeuwse nederzetting. Voorts staat nog op het verlanglijstje een onderzoek naar de resten van de nabijgelegen kapel van Faan, welke in 1827 werd afgebroken en waarvan het eerst in een oorkonde, gedateerd 8 juni 1385, sprake is. Hopelijk staan ons dus nieuwe vondsten te wachten.


EN

Excavations at 't Faan near Niekerk: Some drawing is already coming into the investigation

(From a special contributor).
After a preliminary reconnaissance, the Archaeological Service from Amersfoort has started the research on the former castle grounds of the Lords of Faan a few weeks ago. It soon became apparent that the castle, which was destroyed by fire about a century ago, had been thoroughly demolished, so that hardly a single stone was left in place and the floor plan of the building in its final stage can only be determined in a highly imperfect manner. Digging deeper, however, some surprising discoveries were made which showed that the castle complex, enlarged and modified by Rudolf de Mepsche in 1725, was based on an older structure.
Not only did a water well emerge, made entirely of artfully hewn segments of Bentheimer sandstone, but also a sandstone memorial stone with the inscription "Ao 1627". However, this memorial stone in turn pointed to an even older building phase, as the inscription was apparently carved into an old window sill of medieval character!
This secondarily used building fragment must have belonged to the same building as the numerous monastery bricks found during the demolition of the borgtrrein, some of which were still in context. Around this medieval building ran a moat, the direction of which deviated from the moat system of De Mepsche's time. This older moat covered a much smaller area, namely a rectangle of about 20 by 40 paces, which is completely enclosed by the later moat system. It must also have been this oldest borg mentioned in a charter dated January 14, 1392.

Benynghe's "hues"

This important document, kept at the State Archives in Groningen, speaks of a certain Menne Benynghe, hovedinc to Fanurn, whose "hues" was occupied by the city of Groningen by force of arms. During these events and other acts of aggression between the city of Groningen and Benynghe, the chieftain of 't Faan had suffered great damage. However, a settlement was reached, in which Menne Benynghe received full compensation. It is the discharge letter of this compensation that has been preserved. In it Benynghe declares, among other things, that he himself had no seal, so that at ' his request the pastor of Zuidhorn, Ludelef, and Gherbot Udekama, headman of Zuidhom, had sealed the letter of discharge in his name. Indeed, both seals are still attached to the letter, printed in green wax. Curious pieces, which belong to the oldest preserved family seals we know from the Frisian coastal regions.

Even older

Meanwhile, even Benynghe's "hues" was preceded by another older habitation! An old river meanders south-north through the lands of Faan, from where in the early Middle Ages seawater seems to have spread over the moors and covered them with a clay layer of varying thickness. This course has been chipped away when digging the ditches around the oldest borg but was apparently related to the oldest settlement on the spot, whose culture is characterized by so-called ball or spherical pottery, dating from the 10th-12th century. Similar pottery was also found elsewhere in Faan, including in some drinking water wells found before and after peat digging, which even yielded intact specimens of this pottery. These wells were constructed entirely of peat, artificially, so that the wells showed a bottle-shaped structure, with wide bottom and narrow neck. According to some, these pots would have contained burned or charred human bones, indicating sacrifices or a strange burial ritual. However, the accuracy of these claims can no longer be verified in the absence of the actual finds, which could not be traced.

Further Investigations

The excavations are now continuing, focusing among other things on a wooden shoring on the inner side of the first moat, as well as on certain foundations, which may be related to a bridge. The actual borg stood rather high up, on the earth, within the moats, so that no remains of it are to be expected. At the original level, under the raised ground, it is hoped to find some traces of posts, belonging to the wooden houses of the 10th-12th century settlement. Also on the wish list is an examination of the remains of the nearby chapel of Faan, which was demolished in 1827 and first mentioned in a charter dated June 8, 1385. So hopefully new finds await us.