Morphorio:

Wee Broer Pasquin hoe dus gespoort

Gelaarst en tot het reijzen vaardig?
't schijnd oft gij iets van binnen smoort

Zeg vriend wat is u wederwaardig
Gebeurt? Gij Swijgt! hoe heb ik het
Uw hoofd schijnt nors, uw breijn verzett.
't Gezigt dat draaijt, uw lichaam trilt

Wel 'k heb u, dat ik weet mijn leven
Nooijt zoo ontstelt gezien eij wilt

Mij anstonts hier van kennis geven
Op dat ik als uw bloetverwent
U doe volvaardig onderstant.

Pasquin:

Morpoor gij weet dat wij onlang

In dit gewest zijn overkomen
Een plaats in gruiw'len die in rang

De kroon spant boven 't geijle Romen.
Wijl Leeuw en Bok en Baviaan
Een Sodom zoeken na te gaan.
De Leeuw als Koning van 't gediert

Zoekt door zijn Konst en magt de wetten
Waar mee het Regt haar hoofd verciert

Naa zijnen woesten aard te zetten
In spijt van hen die 't heijlig hegt
Gestaag om her en ziele legt.
De Bot. op leeuws gebrul verwaant

Steekt ook zijn geijle kop in 't ende
Wijl 't Leeuwtje hem de weegen baant

Om mogelijk tot s' Lands elende
Te raken in het staats bewind

Daar hij dog drie Getuigen vind
Die met een overschrokken geest

Zijn Sodomia uit trompetten
Ook broer Morphori zulk een Beest

Dat gaat men hijr in ambten zetten
Tot schand' en schaad van Land en Kerk
Wat dunkt u van zulk metzelwerk?
Dit alles stijfft den Baviaan

Gansch geesteloos en onbeslommert
Terwijl den braven Heer van Faan

Door dezen groven plompen Dommert
In andere personen meer
Geschonden woord an goed en Eer,
En voorts gesloten uit 't bertier

Des landt en ambten, is 't niet grouwlijk?
Hij die nog onlangs door het vier

Zou wel geregtelijk als trouw'lijk
Verbrijzelde het Sodoms rot
Tot straff des kwaats en onregts spot.
Dees dingen zijn 't die k niet mag zien

Hijr om zoo ziet gij mij reisvaardig
Om zoo anstonts van hier te vlien

Na Romen daar men wel zoo aardig
De deugden loont, de zonden strafft.

Morphorio:

Wagt broer ik volg u tot in 't grafft.