Helsche Boosheit

by Henricus Carolinus Byler, Rudolf de Mepsche, 1731

In this publication by Henricus Carolinus Byler from 1731, Voluptio eostionseque vel- lam nobis dunt ut ullupti onseditibus arum fugianis vidus et inciend erferovit ium qui animodis delisti aspellaut et quid molor molupta tiaeperit, quunto quos prere il millo inum quibero vitibus molorepudit ea ea volum inimaximos venihil loriore ristorecte dis est, sit, iunt earcipsunti omnis ut pra ipsusap erferch iliqui cupta velectem. test

Helsche Boosheit, [NAD5664] Excavation Photo

[NAD5664] Excavation Photo

A black and white photograph with difffferent laborers excavating a brick wall. In the back, a pile of sand and a wheelcart. in the front left, the supervisor looks at the scene.

Helsche Boosheit, [NAD5664] Excavation Photo

[NAD5664] Excavation Photo

description of this picture A black and white photograph with difffferent laborers excavating a brick wall. In the back, a pile of sand and a wheelcart. in the front left, the supervisor looks at the scene. A black and white photograph with difffferent laborers excavating a brick wall. In the back, a pile of sand and a wheelcart. in the front left, the supervisor looks at the scene.

Helsche Boosheit, [NAD5664] Excavation Photo

[NAD5664] Excavation Photo

A black and white photograph with difffferent laborers excavating a brick wall. In the back, a pile of sand and a wheelcart. in the front left, the supervisor looks at the scene. A black and white photograph with difffferent laborers excavating a brick wall. In the back, a pile of sand and a wheelcart. in the front left, the supervisor looks at the scene.

Helsche Boosheit, [NAD5664]

[NAD5664]

A black and white photograph with difffferent laborers excavating a brick wall. In the back, a pile of sand and a wheelcart. in the front left, the supervisor looks at the scene.



E. Redenen die de grouwelykheit van ‘t quaad aantonen

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw In this fragment, Genimodita nam, occuptureror aut maion nitatia non rerferescia quiam alignatur sedis con repratin et qui alibus ea di torporro eli- quaerem ilique poritae dolupta tquiberata dolore nim quam et ulparcipsam quidere ctiunt quia sum pervasit mento. - Michiel Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt te lezen, en de misslagen van den Schryver, volgens Uwe aangebore Edelmoedigheden, gunstiglyk over het hoofd te zien: zeer wel wetende.(a)

  1. (a) De Theophilo vid. Cl. Wolfii Cur. Philol. ad Luc. 1:3. p. 551. qui varios Auctores, qui de illo ex professo egerunt, enumerat. Vid. Idem ad Act. 1:1. Caeterum de Dedicationibus librorum veterum Latinorum vid. Joh. Georg. Walchii Diatribe juncta Praesat. et Dedicat. Ch. Cellarii, quas junctim edidit Lips. 1711 in 8. Illius compendium exhibet, ac de ea judicium fert Jac. Fr. Reimmannus in Idea Syst. Antiquit Litt. p. 284.

E. ט. uit de gevolgen die dit quaad verzellen,

Ook vleije ik my,1. dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw 2. Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt3. te lezen, en de misslagen van

test

E. ט. α. Medeplichtigen

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw In this fragment, Genimodita nam, occuptureror aut maion nitatia non rerferescia quiam alignatur sedis con repratin et qui alibus ea di torporro eli- quaerem ilique poritae dolupta tquiberata dolore nim quam et ulparcipsam quidere ctiunt quia sum pervasit mento. - Michiel Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw In this fragment, Genimodita nam, occuptureror aut maion nitatia non rerferescia quiam alignatur sedis con repratin et qui alibus ea di torporro eli- - Michiel Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met

Afb. 1992-028-A

Plattegrond van Bylma, handgetekend met fineliner en potlood op oranje papier. In het midden van de tekening staat de gracht, een grijsblauwe rechthoekige lijst met een kleine inkeping bovenin; de toegang. Binnenin de borg staat de tekst “borgterrein - dit grachtenstelsel was vóór ontginning duidelijk zichtbaar. Rudolf de Mepsche 18e eeuw”. Rechts naast gracht staan twee kleinere, zwart ingevulde plattegronden, met het bijschrift “(“Bijma Heerd”) Boerderij en borgterrein thans eigenaar v. piepen”. Boven de gracht staat een oranje lijn met een klein bultje in het midden van de gracht. van deze bult gaat er een pijl naar beneden, richting de inkeping in de gracht, met het woord “toegang”. Aan de linkerkant van de lijn staat er een pijl naar links met de tekst “naar Faan”. Aan de rechterkant staat “Faanerweg”. Rechtsonder in de tekening staat de tekst “rectie a, 1:2500, gem. oldekerk”.

E. ט. α. a. Tydelyke Oordelen

een behoorlyke aandagt te lezen, en de misslagen van den Schryver, volgens Uwe aangebore Edelmoedigheden, gunstiglyk over het hoofd te zien: zeer wel wetende,

E. ט. α. a. aa. Tydelyke Oordelen

Ook vleije ik my(b), dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw In this fragment, Genimodita nam, occuptureror aut maion nitatia non rerferescia quiam alignatur sedis con repratin et qui alibus ea di torporro eli- quaerem ilique poritae dolupta tquiberata dolore nim quam et ulparcipsam quidere ctiunt quia sum pervasit mento. - Michiel Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt te lezen, en de misslagen van den Schryver. Hemel en van aarde, en bidde ootmoedig, en van ganscher herte, dat het Hem behagen mag over U Edelm. meer en meer uit te storten zyn Geest Des Raads, Der Wysheit, Ende Des Verstands om Land, en Kerk wysselyk te bestieren, alle. In this fragment, Genimodita nam, occuptureror aut maion nitatia non rerferescia quiam alignatur sedis con repratin et qui alibus ea di torporro eli- quaerem ilique poritae dolupta tquiberata dolore nim quam et ulparcipsam quidere ctiunt quia sum pervasit mento. - Michiel

Studiorum salutarium, etiam citra effectum, laudandam tractationem. Men verdient lof voor het bezighouden met waardevol onderzoeken, ook al leveren ze geen resultaat op.

Ik konde hier nu heel ligt een open veld, zonder my aan laffe vleitaal, waar van ik doch afkerig ben, en die U als Wyze onaangenaam zyn zou, schuldig te maken, uitvinden om een menigte van Deugden te melden, die U Edelm. een ongemene Luister by:

Zetten, ‘t en ware ik vreesde U Weshalven, om U Edelm. niet lastig te vallen door een uitgestrekte redenvoeringe, ik myne knyen buige voor den Groten God van hemel en van aarde, en bidde ootmoedig, en van ganscher herte, dat het Hem behagen mag over U Edelm. meer en meer uit te storten zyn Geest Des Raads, Der Wysheit, Ende Des Verstands om Land, en Kerk wysselyk te bestieren, alle.

F. Redenen die de grouwelykheit van ‘t quaad aantonen

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw In this fragment, Genimodita nam, occuptureror aut maion nitatia non rerferescia quiam alignatur sedis con repratin et qui alibus ea di torporro eli- quaerem ilique poritae dolupta tquiberata dolore nim quam et ulparcipsam quidere ctiunt quia sum pervasit mento. - Michiel Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt te lezen, en de misslagen van den Schryver, volgens Uwe aangebore Edelmoedigheden, gunstiglyk over het hoofd te zien: zeer wel wetende.

Afb. 1992-028-A Plattegrond van Bylma, handgetekend met fineliner en potlood op oranje papier. In het midden van de tekening staat de gracht, een grijsblauwe rechthoekige lijst met een kleine inkeping bovenin; de toegang. Binnenin de borg staat de tekst “borgterrein - dit grachtenstelsel was vóór ontginning duidelijk zichtbaar. Rudolf de Mepsche 18e eeuw”. Rechts naast gracht staan twee kleinere, zwart ingevulde plattegronden, met het bijschrift “(“Bijma Heerd”) Boerderij en borgterrein thans eigenaar v. piepen”. Boven de gracht staat een oranje lijn met een klein bultje in het midden van de gracht. van deze bult gaat er een pijl naar beneden, richting de inkeping in de gracht, met het woord “toegang”. Aan de linkerkant van de lijn staat er een pijl naar links met de tekst “naar Faan”. Aan de rechterkant staat “Faanerweg”. Rechtsonder in de tekening staat de tekst “rectie a, 1:2500, gem. oldekerk”.

F. 1. uit de gevolgen die dit quaad verzellen,

Ook vleije ik my,1. dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw 2. Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt3. te lezen, en de misslagen van

F. 2. uit de gevolgen die dit quaad verzellen,

Ook vleije ik my,1. dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw 2. Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt3. te lezen, en de misslagen van

F. 2. a. Medeplichtigen

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw (i) Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met

F. 2. b. Medeplichtigen

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw In this fragment, Genimodita nam, occuptureror aut maion nitatia non rerferescia quiam alignatur sedis con repratin et qui alibus ea di torporro eli- quaerem ilique poritae dolupta tquiberata dolore nim quam et ulparcipsam quidere ctiunt quia sum pervasit mento. - Michiel Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met

F. 2. b. a. Tydelyke Oordelen

een behoorlyke aandagt te lezen, en de misslagen van den Schryver, volgens Uwe aangebore Edelmoedigheden, gunstiglyk over het hoofd te zien: zeer wel wetende, (c)

F. 2. b. a. aa. Tydelyke Oordelen

Ook vleije ik my, dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt te lezen, en de misslagen van den Schryver. Hemel en van aarde, en bidde ootmoedig, en van ganscher herte, dat het Hem behagen mag over U Edelm. meer en meer uit te storten zyn Geest Des Raads, Der Wysheit, Ende Des Verstands om Land, en Kerk wysselyk te bestieren, alle.

F. 3. uit de gevolgen die dit quaad verzellen,

Ook vleije ik my,1. dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw 2. Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt3. te lezen, en de misslagen van

G. uit de gevolgen die dit quaad verzellen,

Ook vleije ik my,1. dat deze verhandelde stoffe aan U Edelm. als Handhavers en Beminnaars van Geleertheit, Godvrugt en Gerechtigheit niet onsmakelyk zal voorkomen. En dat Gyl. U verledigen zult, als U enige tyd van al Uw 2. Staats-zorgen zal overschieten, om dezelve met een behoorlyke aandagt3. te lezen, en de misslagen van

  1. (b) Over Theophilus, zie de filologische werken van de geleerde Wolfius over Lucas 1:3, p. 551 [onv, red.] die de verschillende auteurs opsomt die over dat onderwerp hebben geschreven. Zie ook Act. 1:1 [onv, red.].

  1. (c) Voor andere toewijdingen van de vroege Latijnse boeken, zie Johann Georg Walch’s dissertatie samen met voorwoord en dedicaties van Christoph Cellarius, uitgegeven in Leipzig in 1771 in octavo-formaat [Refereert waarschijnlijk naar Christoph Cellarius & Johann Georg Walch,Christophori Cellarii Dissertationes academicæ, varii argumenti in summam redactæ,1712, red.] Walch geeft een samenvatting van dit onderwerp.