HB #1 | Teksten
teksten voor Helsche Boosheit lees- en praatgroep, sessie 1.
Helsche Boosheit
Hoofdstuk A. De naamen
De naamen, waar mede deze helsche boosheit onder ons uitgedrukt word. De allergemeenste is die van Sodomie, en dat de bedryver van zo een heilloze daad een Sodomyt genoemt word. Een naam, die aan het verfoeilyk Sodom, en desselfs inwoonders, die aan zulke zonden, gelyk wy in ‘t vervolg zien zullen, schuldig waren, haren oorspronk schuldig is. Blyvende dus zy door alle tyden, en die haar grouwel-wegen nawandelen, met zo een verschrikkelyke name gebrandmerkt. Ook word het een stomme zonde genoemt, hoewel dat als een gemene benaminge tot meer andere onnatuurlyke zonden betrekkelyk is: Hugo Cardinalis zeid zeer wel, dat het een stomme zonde gezegt word, omdat men van die misdaad niet opentlyk spreken moet, als zynde een schelmstuk, dat voor kuische en eerlyke oren niet behoort genoemt te worden. En dat, zo de nood het spreken vordert, men de uiterste voorzigtigheit moet aanwenden om geen reine oren te quetzen. Maar dat hy ‘er by doet, dat Sodom door stom moet vertaalt worden, is geheel van den weg af: doordien dat een geheimenis of verbogentheit betekent, welke benaminge op deze zonde, als die in ‘t allerverborgenste gepleegt word, zeer wel past. Ook worden diegene, die hare ligchamen tot die duivelsche onreinigheit overgeven, Schandjongers genoemt. Zie Deut. 23:17. 1 Kon. 14:24. Job. 36:14.
(......)
Dit snode gespuis, daar wy nu van handelen, word ook door de naam van ἀρσενοκοῖται [arsenokoitai] aangeduid I Cor. 6:9. en I Tim 1:10. De Onze vertalen het, die by mannen liggen. Dat is: mannen, die met mannen schandelykheit bedryven. En na het gevoelen van een der Zonnen in de Republiek der Geleerden worden zodanige Monsterdieren, die haar ligchamen lieten misbruiken, van Paulus I Cor. 6: 9. beoogt onder de benaminge van μαλακοὶ [malakoi] by de Onze door ontuchtige vertolkt. Ook zyn enige van gedagten, dat deze hellewigten Openb. 22:15. om haar alleruiterste en verfoeilykste onreinigheit uit de drukken, met de allerverachtste naam van honden betekent worden.
Hoofdstuk B. Wat Sodomie Is
En daar verstaan wy eigentlyk die grouwelyke zonde door, aan welke de inwoonders van Sodom, van wien, gelyk voorheen gemelt is, zy haar naam onder ons ontfangen heeft, en nog behoudt, zig hebben schuldig gemaakt. Want dus word van haar getuigt Genes. 19: 5.
En zy riepen Lot toe, en zeiden tot hem: waar zyn die mannen die deze nagt tot u gekomen zyn? brengt ze uit tot ons, opdat wy ze Bekennen.
Zy spreken daar het quaad opentlyk, en onbeschaamt uit. Zy stellen eer in hare schande. En vertonen, dat zy alle vreze Gods, en alle eerlykheit hebben uitgebannen, en het regt der gast-vryheit, den vreemdeling verschuldigt, ook ongeschonden anders by de wrede Barbaren bewaart, ten enemale verachten en verbreken. Deze zonde, die deze booswigten bedryven willen, is zo vuil, dat niet ligt iemand van ons een volkomene beschryvinge van dezelve vorderen zal. Ja helaas! in deze dagen is zy zo bekent, dat zy geen beschryvinge nodig heeft: doordien zelfs kinderen, O elendige tyden! hier van niet onkundig zyn.
C. De verscheiden zoorten
BrengtFeije: Het gaat om de zoorten Sodomie. Van Bijler sluit interraciale relaties uit: dat valt niet onder sodomie. Over bestialiteit is hij minder stellig. Het is de doodstraf waardig, maar of het ook sodomie is? Het is volgens Van Bijler in elkmen daar toe het gene Paulus de Heidenen, en wel byzonder de Romeinen te last legt Rom. 1:26. Dat ook hare vrouwen het natuurlyk gebruik verandert hebben in het (gebruik) tegen de natuur. De vrouw is geschapen om by den man te wonen, hem tot een hulpe te zyn, en door egte vermenginge de voortplantinge van het menschelyke geslagt te bevorderen. Zie Genes. 2:16. en 3:16. Wanneer zy zo by haren man is, zo handelt zy niet tegen de natuur. Maar wanneer zy brand van een onverzadelyke wellust, of haar ligchaam aan vreemde mannen overgeeft, of over haar man zoekt te heerschen; of, dat nog al slimmer is, tot enig beest nadert, of voor hetzelfde staat om daar mede te doen te hebben. Levit. 18:23. cap. 22:16. Ook wanneer een vrouw met een vrouw schandelykheit bedryft, dus tegen haar geslagt woedt, en haarzelfs door een vervloekte geilheit, en duivelsche begeerlykheit verontreinigt, zo doet zy tegen de natuur, en ‘t gansche einde, waar to zy van God geschapen is. En ‘t is waarschynelyk dat de Apostel de laaste zoort bedoelt, als zynde zulke gedrogten, voor, en na die tyd te Romen, en elders geweest.
geval niet duidelijk dat de inwoners van Sodom zich ook daar aan schuldig maakten. Van Bijler lijkt daarom maar van twee echte zoorten sodomie te willen spreken: mannen die sexuele handelingen met mannen doen en vrouwen die sexuele handelingen met vrouwen doen. Onder Sodomie vallen dus volgens hem zowel homoseksuele als lesbische relaties.
O grote, en lankmoedige God! Konden wy met waarheit zeggen, dat zy ‘er geweest waren, of ten minsten, dat zy onder ons als Christenen niet gevonden wierden, wat waren wy gelukkig! Maar helaas! de tyden, die wy beleven, zyn zo onbegrypelyk boos, dat zo men de aanhoudende gerugten geloven mag, zelfs deze ongehoorde vuile grouwelen ons Land verontreinigt hebben.
Hoofdstuk E. Redenen die het quaat aantonen
Want vele onder die hebben uit het ligt der nature, daar nb. deze boven haar en andere het woord der waarheit hadden, waardoor haar zonde zoveel te groter en schrikkelyker is, duidlyk konnen zien, dat het plegen van zoeen schandelykheit te verfoeijen was. En waarlyk geen wonder. Want daar alle andere zonden tegen de reden geschieden, daar word deze, behalven dat, ten enemale tegen de nature gedaan. Zoeen doet de nature met opzet geweld aan, en offert zig geheel aan een vervloekte ongeregeltheit moetwillens op. Doordien ‘ er geen ene natuurlyke beweginge is, stel dat de allerdriftigste iemant doet branden, ber derwaarts henen drijft. Schoon nu de satan de volkeren op een verbazende wijze verblind heeft, gelyk men met de uiterste verwondderinge by oude, en hedendaagze Heidenen, In ‘t stuk van haar zeden, en verfoeilyke Afgods-dienstigheden ziet, zo hebben nogtans enige die vervloekte quaad tegengesproken, dat anders van haar tydgenoten, en andere op een onmenschelyke wyze gepleegt wierde. En dit blijkt uit haar woorden, wetten en gedrag, die ons in haar schriften zou overgebleven.
Bijbel-citaten
Genesis 2:4-17
Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde,
zo werden ze geschapen.
In de tijd dat de HEER God aarde en hemel maakte, groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkel gewas opgeschoten, want de HEER God had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte de HEER God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.
De HEER God legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.
Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakt ze zich in vier grote stromen. Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onyx.) De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. De derde rivier heet Tigris; die loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat.
De HEER God bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij legde hem het volgende verbod op: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je
onherroepelijk sterven.’
Genesis 3:14-19
De HEER God zei tegen de slang:
‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’
Tegen de vrouw zei Hij:
‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’
Tegen de mens zei Hij:
‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die Ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’
Leviticus 18:19-23
Heb geen gemeenschap met een vrouw wanneer zij vanwege haar menstruatie onrein is. Verontreinig jezelf niet door seksuele omgang te hebben met de vrouw van een ander. Ontwijd de naam van je God niet door een van je kinderen aan Moloch te offeren. Ik ben de HEER. Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk. Verontreinig jezelf niet door de geslachtsdaad te verrichten met een dier. En een vrouw mag niet een dier uitlokken om met haar te paren, dat is pervers.
Hedendaagse teksten
NAMING - Eli Clare (uit Exile and Pride)
Handicapped. A disabled person sits on the street, begging for her next meal. This is how we survived in Europe and the United States as cities grew big and the economy moved from a land base to an industrial base. We were beggars, caps in hand. This is how some of us still survive. Seattle, 1989: a white man sits on the sidewalk, leaning against an iron fence. He smells of whiskey and urine, his body wrapped in torn cloth. His legs are toothpick-thin, knees bent inward. Beside him leans a set of crutches. A Styrofoam cup, half full of coins, sits on the sidewalk in front of him. Puget Sound stretches out behind him, water sparkling in the sun. Tourists bustle by. He strains his head up, trying to catch their eyes. Cap in hand. Handicapped.
Disabled. The car stalled in the left lane of traffic is disabled. Or alternatively, the broad stairs curving into a public building dis- able the man in a wheelchair. That word used as a noun (the disabled or people with disabilities), an adjective (disabled people) , a verb (the accident disabled her): in all its forms it means “unable,” but where does our inability lie? Are our bodies like stalled cars? Or does disability live in the social and physical environment, in the stairs that have no accompanying ramp? I think about language. I often call nondisabled people able-bodied, or when I’m feeling confrontational, temporarily able-bodied. But if I call myself disabled in order to describe how the ableist world treats me as a person with cerebral palsy, then shouldn’t I call nondisabled people enabled? That word locates the condition of being non disabled, not in the non-disabled body, but in the world’s reaction to that body. This is not a semantic game.
Cripple. The woman who walks with a limp, the kid who uses braces, the man with gnarly hands hear the word cripple every day in a hostile nondisabled world. At the same time, we in the disability rights movement create crip culture, tell crip jokes, identify a sensibility we call crip humor. Nancy Mairs writes:
I am a cripple. I choose this word to name me .... People-crippled or not-wince at the word cripple. as they do not at handicapped or disabled. Perhaps I want them to wince. I want them to see me as a tough customer, one to whom the fates/gods/viruses have not been kind, but who can face the brutal truth of her existence squarely. As a cripple, I swagger.
Gimp. Slang meaning “to limp.” Gimp comes from the word gammy, which hobos in the I8th century used among themselves to describe dangerous or unwekoming places. Hobo to hobo, passing on the road: “Don’t go there. It’s gammy.” Insider language, hobo solidarity. And now a few centuries later, one disabled person greets another, “Hey, gimp. How ya doin?” Insider language, gimp solidarity.
Retard. I learned early that words could bruise a body. I have been called retard too many times, that word sliding off the tongues of doctors, classmates, neighbors, teachers, well-meaning strangers on the street. In the years before my speech became understandable, I was universally assumed to be “mentally retarded.” When I started school, the teachers wanted me in the “special education” program. My parents insisted I be given yet another set of diagnostic tests, including an IQ test, and I-being a white kid who lived in a house full of books, ideas, and grammar-school English, being a disabled kid who had finally learned how to talk-scored well. They let me join the “regular” first grade. I worked overtime to prove those test results right. Still I was retard, monkey, defect on the playground, in the streets, those words hurled at my body, accompanied by rocks and rubber erasers. Even at home, I heard their echoes. My father told me more than once to stop walking like a monkey. My mother often talked about my birth defect. Words bruise a body more easily than rocks and rubber erasers.
Differently abled, physically challenged. Nondisabled people, wanting to cushion us from the cruelty of language, invented these euphemisms. In explaining her choice of the word cripple, Nancy Mairs writes:
Differently abled ... partakes of the same semantic hopefulness that transformed countries from undeveloped to underdeveloped, then to less developed, and finally developing nations. People have continued to starve in those countries during the shift. Some realities do not obey the dictates of language.
Differently abled is simply easier to say, easier to think about than disabled or handicapped or crippled.
Freak. I hold fast to my dictionary, but the definitions slip and slide, tell half stories. I have to stop here. Freak forces me to think about naming.
Handicapped, disabled, cripple, gimp, retard, differently abled. I understand my relationship to each of these words. I scoff at handicapped, a word I grew up believing my parents had invented specifically to describe me, my parents who were deeply ashamed of my cerebral palsy and desperately wanted to find a cure. I use the word disabled as an adjective to name what this ableist world does to us crips and gimps. Cripple makes me flinch; it too often accompanied the sticks and stones on my grade school playground, but I love crip humor, the audacity of turning cripple into a word of pride.
Gimp sings a friendly song, full of irony and understanding. Retard on the other hand draws blood every time, a sharp, sharp knife. In the world as it should be, maybe disabled people would be differently abled: a world where Braille and audio-recorded editions of books and magazines were a matter of course, and hearing people signed ASL; a world where schools were fully integrated, health care, free and unrationed; a world where universal access meant exactly that; a world where disabled people were not locked up at home or in nursing homes, relegated to sheltered employment and paid sweatshop wages. But, in the world as it is, differently abled, physically challenged tell a wishful lie.
Handicapped, disabled, cripple, gimp, retard, differentlyabled,freak. I need to stop here. Freak I don’t understand. It unsettles me. I don’t quite like it, can’t imagine using it as some politicized dis- abled people do. Yet I want freak to be as easy as the words queer and cripple. ~eer, like cripple, is an ironic and serious word I use to de- scribe myself and others in my communities. ~eer speaks volumes about who I am, my life as a dyke, my relationship to the domi- nant culture. Because of when I came out-more than a decade after the Stonewall Rebellion-and where-into a highly politi- cized urban dyke community-queer has always been easy for me. I adore its defiant external edge, its comfortable internal truth. ~eer belongs to me. So does cripple for many of the same reasons. ~eer and cripple are cousins: words to shock, words to infuse with pride and self-love, words to resist internalized hatred, words to help forge a politics. They have been gladly chosen-queer by many gay, lesbian, bi, and trans peoples, cripple, or crip, by many disabled people. Freak is another story. Unlike queer and crip, it has not been widely embraced in my communities. 4 For mefreak has a hurtful, scary edge; it takes queer and cripple one step too far; it doesn’t feel good or liberating. This profusion of words and their various relationships to marginalized people and politicized communities fascinates me. Which words get embraced, which don’t, and why? ~eer but not pervert. Cripple, and sometimes freak, but not retard. Like most of the ugly and demeaning words used to batter and bait marginalized peoples-racist, sexist, classist, ableist, homophobic slurs-pervert and retard nearly burst with hurt and bitterness, anger and remind- ers of self-hatred. 5 I doubt LGBT communities and the disability communities respectively will ever claim those words as our own. In contrast crip, queer, and freak have come to sit on a cusp. For some of us, they carry too much grief. For others, they can be cho- sen with glee and pride. ~eer and crip are mine but not freak, and I want to know why. What is it about that word? What bitterness, what pain, does it hold that cripple, with its connotations of pitiful, broken bodies, and queer, with its sweeping definitions of normality and abnormality, do not? I want to unravel freak, to pull on the thread called history.